Aad de Haas, Kruiswegstatie Graflegging. 1947, Cunibertuskerk Wahlwiller.
Aad de Haas, Kruiswegstatie Graflegging. 1947, Cunibertuskerk Wahlwiller.

 

Pasen is voor de meeste mensen een weekend met extra vrije dagen, met tijd voor een uitgebreide paasbrunch en een speurtocht naar eieren in de tuin. Wie nog aan de Paasgedachte hecht kan op Goede Vrijdag kiezen uit een ruim aanbod van Mattheüspassies. Zoals die in Naarden waar de Gooise chique samenkomt, en waar zien en gezien worden ook een rol speelt. Kunstliefhebbers lopen in deze tijd misschien een willekeurige Katholieke kerk binnen, waar op de muren sinds 1741 het lijden van Christus, als in een stripverhaal, verplicht is afgebeeld. Kruiswegstaties, zo heten de meestal veertien afbeeldingen van de Kruisweg van Christus die in allerlei technieken zijn gemaakt.

Van alle kruiswegstaties die ik ken vind ik die van Aad de Haas in de Cunibertuskerk in het Limburgse Wahlwiller het mooist. En van de geschilderde grafleggingen is deze in Wahlwiller me het liefst. De begrafenis van Christus blijft natuurlijk een dramatisch moment, maar hier is het door de schilder ontdaan van het gebruikelijke theatrale vertoon. Boven in een draagdoek, die van gekleurde kralen lijkt geregen, zien we het hoofd van Christus. Er achter staan twee vrouwen. Vooraan met haar hoedje Maria. Naast haar staat Maria Magdalena die altijd wat kostbaarder gekleed en meestal ook theatraler bedroefd is. In Wahlwiller ontbreekt echter het theater. Hier is het verdriet van een ingetogen zachtheid zoals we het wel kennen van dieren in een prentenboek. IJl en doorzichtig als zacht gekleurd glas staan hier vier mensen op het punt van afscheid nemen, met licht gebogen hoofden en grote ogen gericht op het stille gezicht in de doek.

Dat een dramatisch gebeuren als het lijdensverhaal met diepe eerbied maar zonder vertoon van de traditionele schildertechniek verteld kan worden, werd in de veertiger jaren in het Katholieke Limburg door het kerkelijk gezag niet begrepen en ook niet getolereerd. Slechts twee jaren mochten de boeren van Wahlwiller zich laten verwarmen door de gloed van kleuren en de zachtaardige wezens waarmee de schilder zijn kruisweg welhaast argeloos had bevolkt. Daarna moesten de panelen het veld ruimen op last van de bisschop van Roermond, die dit besluit nam ‘ten respekte van Rome’[1]. Op Goede Vrijdag van het jaar 1949 droeg De Haas zijn panelen zelf de kerk uit en verkocht ze voor een krats aan de Stichting Limburgs Kunstbezit. Het was overigens niet de eerste keer dat Aad de Haas vanwege het schilderen van een breekbaar mensbeeld werd veroordeeld. In de Tweede Wereldoorlog werd hij om zijn schilderkunst door de bezetters zelfs gevangen genomen, werden zijn werken ontaard verklaard en door de Duitsers in beslag genomen.

Het zou nog tot ver na de oorlog duren voordat het klimaat voor moderne religieuze kunst ook in de Katholieke Kerk toleranter werd, en de kruisweg van Wahlwiller door bisschop Gijsen weer in genade werd aangenomen. Helaas heeft Aad de Haas het zelf niet meer meegemaakt dat zijn staties op Kerstavond 1980 weer in de kerk hingen, waar ze nu nog steeds te zien zijn. Wie in de periode rond Pasen door een geschilderd lijdensverhaal niet geïmponeerd maar geraakt wil worden gaat dus naar Wahlwiller, waar de kleine Cunibertuskerk sprookjesachtig is versierd in lentekleuren en de muren bevolkt zijn met fijne figuren. Als uit een droom gestapt.

 [1] Ontleend aan Jules Kockelkoren, ‘Authentieke persoonlijkheid Aad de Haas plotseling overleden’, Limburgs Dagblad, 22 maart 1972.